Al een paar dagen zijn mijn slippers de voorlopige vervangers van mijn versleten heldensokken. Die zitten allemaal in de was of er zitten gaten in. In elk geval ziet het er niet naar uit dat zij het gaan doen. Aan mijn schoenen moet ik het ook niet vragen. De neus van mijn Adidas-schoen piept verlegen uit het schoenenrek en denkt er niet aan een geste te doen. Hij rust tegen de neus van mijn vertrapte Allstars. Kom eens van die mat en durf eens wat. Dan mijn laarzen, die zich in eerste instantie lijken uit te strekken en halsreikend uitkijken naar een avontuur. Maar nee, het blijft stil en moed verstopt zich laarzendiep.
Ik zoek het ook bij vriendinnen die er mee weg lijken te lopen; een paar prachtig stoute schoenen prijken aan hun voeten. Stikjaloers ben ik. Ik wil ze ook, liefst een paar, maar eentje zou ook al goed zijn. Een schoen die mij over drempels sleurt, een pantoffel met een eigen willetje, een regenlaars met streken, een stoutmoedige sandaal. Maar voorlopig doe ik het met mijn slippers. Ik droeg ze op reis en ik hoopte mijn onverschrokkenheid van daar mee te nemen naar hier. Ik hoopte dat ze in mijn slipper was gekropen zoals het zand van de zee. Daar droegen ze me lichtvoetig door stad en land, met zachte tred. Flipflop-vrolijkheid, en blij was ik. De eerste dagen weet ik het aan een vakantie-dip. Even acclimatiseren en ik zou dat gevoel van daar terug kunnen oproepen. Toen bleek dat er in de tijd dat ik weg was, minstens drie vriendinnen met ongelooflijke stoere stoute schoenen waren voorbij gedenderd, kwam de oude twijfel terug. Ze zette zich stilletjes terug in mijn lijf, als een licht zeurende pijn, niet met een klap of met een dreun, ze zat daar gewoon en sloeg alles gade. Dappere schoenen waren ver te zoeken. Ik kon ze lenen, van anderen maar dan was het niet meer mijn durf en waren het niet meer mijn stappen. Mijn schoenen schuiven traag vooruit. Soms heb ik er vrede mee. Wie de schoen past, trekke hem aan. Ze horen blijkbaar bij mijn voeten en ze knellen niet. Dat schuifelen, dat ben ik, en soms zie je ook eens wat.
Maar als ik mijn blik wat verder van de grond richt, zie ik teveel dappere sokken en heldhaftig schoeisel. Mijn schoenen vallen stil en moed sijpelt uit het zachte leer. Ze steken hun tong slechts naar me uit. Lef verstopt zich in de schoenendoos en zelfs mijn slipper wil niet meer. Ik zet ze in de gang. Bang ben ik niet, niet meer. Ik weet waar het schoentje wringt. Ik praat, ik schrijf, soms helpt het, soms niet. Er is geen verdienmodel. Ik kan geen project pitchen, nog niet. Ik heb geen stoute schoenen, al zou eentje fijn zijn. Of een halve. Ik duw de neus van mijn Adidas terug de kast in. Was die ene schoen maar stout. Misschien morgen. Of niet.